Na de verovering speelde de archipel een cruciale rol op de route naar Amerika en de ontwikkeling van de wereldhandel. De strategische ligging diende als verbinding tussen de Oude en Nieuwe Wereld en vanwege de warme temperaturen waren de vulkaaneilanden een ideale plek om allerlei planten zoals aardappelen en koffie aan te passen aan het Europese klimaat. Een tijd van welvaart die ook gevreesde zeerovers en piraten naar de kusten van de Canarische Eilanden lokte.
De havens op de Canarische Eilanden zijn al sinds de 16e eeuw enorm populair. Op de plaats die nu wordt ingenomen door oceaanstomers en plezierboten lagen ooit grote schepen die van en naar het pas ontdekte Amerikaanse continent voeren. Met reizen over open zee die tot 8 maanden konden duren, waren de Canarische Eilanden een verplichte tussenstop voor iedere vloot voor bevoorrading en handel. Zo ontstonden de eerste plantages, de Vlaamse kunst en de aanvallen van piratenvloten op de eilanden van de archipel.
Suikerriet, het gewas dat de economie van de Canarische Eilanden tot bloei bracht
De geschiedenis van de Canarische Eilanden heeft diepe wortels. De gerst die de oorspronkelijke bewoners met zich meebrachten en die nog steeds op Gran Canaria groeit, de orchilla die de eerste ontdekkingsreizigers aantrok en die nog steeds in het wild te vinden is, of de suikerrietplantages. De suikerriet werd geïntroduceerd door de veroveraars, die besloten het nieuwe land te gebruiken om een hele economie op te zetten gebaseerd op de export van dit gewas, omdat er veel vraag naar was bij de Europese elite en deze al met succes werd geoogst op andere eilanden van Macaronesië.
De suikerriet bedekte grote delen van La Palma, La Gomera, Gran Canaria en Tenerife omdat dit de enige eilanden waren die konden voldoen aan de grote hoeveelheid water die het gewas nodig heeft en tevens genoeg brandhout leverden om de suikerfabrieken in bedrijf te houden. De landontginning en houtkap hadden tot gevolg dat grote stukken bos verdwenen, vooral op Gran Canaria, waar vandaag de dag nog maar 1% over is van wat eens het dichtbegroeide oerwoud van Doramas was en waarover de priester José Viera y Calvijo schreef dat "de zon nog nooit in dit labyrint van takken was doorgedrongen". Vandaag de dag is het nog steeds mogelijk om enkele suikerrietvelden op La Palma en Gran Canaria te zien, waar de suikerriet eeuwen later nog steeds in cultuur worden gebracht dankzij het werk van de lokale boeren.
Het eerste Europese thuis voor veel planten
Door het komen en gaan van schepen uit Amerika kon de Kroon van Castilië een grote voorraad zaden en exotische planten uit Amerika en Azië aanleggen, maar door de koude Europese winter konden deze niet uitkomen. Dit bracht koning Karel III ertoe om een Koninklijk Besluit te ondertekenen om het warme klimaat van de Canarische Eilanden te benutten en aan het einde van de 18e eeuw de Acclimatisatietuin van La Orotava op Tenerife aan te leggen, waarmee het de op één na oudste botanische tuin in Spanje werd.
De eerste koffiebomen kwamen in deze botanische tuin van Puerto de la Cruz in 1788 aan. Na hun aanpassing werden er veel herplant in de vallei van Agaete op Gran Canaria, de enige plek in Spanje waar nog steeds koffie wordt geteeld. Maar dit is niet het enige voorbeeld. Gierst (maïs) of aardappelen (papa’s) vonden niet alleen op de Canarische Eilanden hun eerste thuis in Europa, maar werden ook basisingrediënten van de lokale gastronomie. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een van de topgerechten van de eilanden de 'papa arrugá' is, die gekweekt is uit een oude aardappelsoort en die inmiddels al sinds jaren een beschermde oorsprongsbenaming heeft.
De komst van piraten en zeerovers
De handel en landbouw brachten welvaart naar de archipel, maar ook grote bedreigingen. De piratenvloten zetten al snel koers naar de Canarische Eilanden op zoek naar buit.
Een van de beroemdste kapers was de Nederlander Pieter Van der Does, die in 1599 een eskader van 76 schepen en 12.000 man aanvoerde om de stad Las Palmas de Gran Canaria, waar toen slechts 5.000 mensen woonden, te plunderen en in brand te steken. Maar er waren er veel meer. De archipel werd ook aangevallen door Berber-piraten zoals Xabán Arráez, Franse piraten zoals Jean Fleury en François Le Clerc "Houtebeen", en een lange lijst van Britse zeerovers.
De Kroon van Castilië nam niet alleen lokale piraten in dienst zoals Amaro Pargo om zich te verdedigen. Aan het einde van de 16e eeuw gaf Filips II de Italiaanse ingenieur opdracht de eilanden te bezoeken om verslag uit te brengen over hun verdedigingssituatie. Hij versterkte geleidelijk de kusten en havens op de Canarische Eilanden. Bewijs hiervan zijn de torens en kastelen die nog steeds bewaard zijn gebleven op de verschillende eilanden, zoals bijvoorbeeld het Kasteel van San Miguel of de Toren van San Andrés op Tenerife, de Toren van Águila op Lanzarote, het Kasteel van Santa Catalina op La Palma, de Grote toren van San Mártir op Gran Canaria of de kastelen El Cotillo en Caleta de Fuste op Fuerteventura.
Vlaamse kunst en het begin van de Canarische migratie naar Amerika
Verschillende rijke Vlamingen zagen de zonnige eilanden en de opkomende plantenteelt als een grote kans. Hun komst was vooral merkbaar op het eiland La Palma. De hoofdstad Santa Cruz de La Palma had een directe band met Vlaanderen, waardoor de kerken versierd waren met spectaculaire collecties Vlaamse kunst die vandaag de dag hier nog steeds bewaard worden.
En terwijl sommigen aankwamen, vertrokken anderen weer. Dit was het geval voor veel bewoners van de Canarische Eilanden die, toen de Nieuwe Wereld al ontdekt was, besloten om op reis te gaan op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Dankzij hen werden onder andere steden als Montevideo en San Antonio, Texas gesticht.
Eilanden die veel meer te vertellen hebben
Naast de handelsroutes en piraterij hebben de Canarische Eilanden veel verhalen om te ontdekken. Hoe de oorspronkelijke bewoners van de archipel leefden of de invloed die de Engelsen eeuwenlang uitoefenden, vormen een prachtige aanvulling op een paar dagen zon, strand, natuur en smakelijke gastronomie.