Door de geschiedenis heen is de Canarische volksmuziek erin geslaagd de harten van alle inwoners van de eilanden te beroeren. De oorsprong ervan gaat zelfs terug tot de tijd van de oorspronkelijke bewoners van de Canarische Eilanden, waardoor het een uniek teken van hun identiteit is geworden. Vandaag de dag luistert deze muziek festivals en processies op dankzij unieke traditionele instrumenten zoals:
Chácara’s
De chácara’s zijn een slaginstrument van hout of been dat deel uitmaakt van de folklore van de Canarische Eilanden. Ze lijken op castagnetten maar zijn groter en als instrument zeer gewaardeerd in de Canarische cultuur. Er bestaat zelfs een traditie waarbij, wanneer de instrumentenmaker de chácara aan de eigenaar overhandigt, de eigenaar hem kan laten dopen. De instrumentenmakers kiezen niet altijd voor dezelfde houtsoort. Ze kunnenkiezen voor het hout van bomen die op de eilanden voorkomen, zoals boomheide en 'viñátigo', of experimenteren met andere uitheemse houtsoorten, zoals mahonie en moerbei.
Ze hebben een gat aan de binnenkant en de vorm van de chácara lijkt op die van een ontpitte vrucht. De kleinere chácara van het paar wordt in de rechterhand gehouden, door zijn hogere klank wordt hij gebruikt voor het klepperen terwijl met de linkerhand het ritme met de chácara met het laagtonige geluid wordt geslagen.
Timple
De 'timple' is de koning van de Canarische muziek. Dit iconische instrument is een soort kleine vijfsnarige gitaar met een volle klank. De naam komt van het woord 'tiple' dat in de muziek wordt gebruikt om een hoge stem of een hoge klank aan te duiden. Hij wordt ook wel 'camellito' (kameeltje) genoemd, omdat zijn klankkast gebogen is en doet denken aan de vorm van een bult.
Traditioneel worden er akkoorden op gespeeld ter begeleiding van de andere instrumenten in parranda’s en, in het algemeen, in populaire Canarische festiviteiten. Tegenwoordig is het een solo-instrument en wordt het bespeeld door virtuozen die tokkelen en arpeggio's spelen, waarmee het instrument meer dan louter een begeleidende functie krijgt.
Trommel van La Gomera
Op de maat van de trommel van La Gomera dansen paartjes 'tajarastes' terwijl ze luisteren naar het geklepper van de chácara’s. Deze kleine trommel is verbonden met vele traditionele dansen en festiviteiten van La Gomera, hoewel het niet ongewoon was hem te horen tijdens werkpauzes op het Canarische platteland.
De oorsprong van dit instrument gaat terug tot het tijdperk van de oorspronkelijke bewoners van La Gomera. Vandaag de dag wordt het nog steeds met de hand gemaakt van wilghout en geitenhuid. Het touw of de draad, die van één kant naar de andere kant van het instrument is gespannen, wordt niet bespeeld noch met het stokje aangeslagen. Het dient om de trommel zijn karakteristieke trilling te geven.
Trommel van El Hierro
Langs de 43 kilometer lange route van de populaire processie Bajada de la Virgen de los Reyes weerklinkt luid de trommel van El Hierro, vergezeld van chácara’s en de fluit van El Hierro. Dit feest kan een hele uitdaging zijn voor de muzikanten die deze 12 kilo wegende en 70 centimeter hoge trommel moeten vervoeren.
Hij is groter dan de trommel van La Gomera en als materiaal is zijn hout, geitenhuid, touw en plaatstaal gebruikt. Hij wordt staande bespeeld met twee beukenhouten trommelstokken.
Fluit van El Hierro
Tegenwoordig wordt deze fluit van metaal of plastic gemaakt, maar dat is niet altijd zo geweest. Hij staat van oudsher bekend als de papegaaienfluit, omdat de eerste ambachtslieden die deze fluit maakten, hiervoor papegaaienhout (laurier) uit de laurisilva-bossen gebruikten. Dit hout geeft het instrument een warmere klank dan andere materialen.
Bij het maken van de zes gaten in de fluit voor de vingers, werd een onderlinge afstand van drie centimeter aangehouden, behalve tussen het derde en vierde gat. De afstand tussen deze twee gaten was iets groter, een eigenaardigheid die het instrument zijn eigen karakter heeft gegeven.